Meer weten over de ......
Heidi's dolfijnen

Wie ben ik....

Dolfijn Heidi

Heidi met de Dolfijnen

Dolfinarium

Animaties

Foto's en Linken

Foto's en Linken 2

Gratis Kado's !! echt waar

Meer weten over de......

Welkom dolfijn

Favoriete Links

Exclusief...

Gastenboek NIEUW

Dolfijnen Forum


TUIMELAAR

Tursiops truncatus



De tuimelaar is de bekendste dolfijn, doordat hij vrijwel overal ter wereld voorkomt en zowel dicht onder de kust als in volle zee. Hij dankt zijn naam aan zijn speelse beweeglijkheid. Karakteristiek voor de tuimelaar is ook het fluitende geluid dat door het uitblazen van de lucht via de ademhalingsopening ontstaat. Zijn buitengewoon groot aanpassingsvermogen aan het leven in gevangenschap maakt hem tot een gemakkelijk te bestuderen diersoort.

Er bestaan van de tuimelaar twee vormen: een kustvorm en een oceanische vorm, waarvan de eerste de grootste en lichtste is. De tuimelaars leven in groepen van 10 (in kustwateren) tot 25 (in volle zee) exemplaren; maar vooral in de Grote Oceaan vormen zich soms scholen van enkele honderden dieren.

Door zijn gestroomlijnd profiel en krachtige spieren is de tuimelaar een volmaakte atleet, die zich dankzij de structuur van zijn huid met een snelheid van 40 km per uur in het water kan verplaatsen. Het is de snelste van de dolfijnachtigen. Hij kan tot een diepte van 300 m duiken en 15 minuten lang de adem inhouden om zijn voedsel te zoeken, dat bestaat uit jonge vis, meervallen, harders, palingen, inktvissen en soms zelfs garnalen. En ten slotte maakt de tuimelaar ook dankbaar gebruik van menselijke activiteiten door de vissen te vangen die bij het ophalen uit de netten ontsnappen of die door de vissers weer overboord worden gegooid.

In ondiepe wateren zwemt hij soms met de buik omhoog. Hij doet dit hoogstwaarschijnlijk om de storingen aan het echopeilingssysteem tegen te gaan, die worden veroorzaakt door de geluiden van het wateroppervlak. Het echopeilingssysteem verschaft het dier van een akoestisch beeld van de voorwerpen die hij tegenkomt.

Om de twee of drie jaar werpen de vrouwtjes in de zomer 1 enkel jong. De moedermelk, die rijk is aan eiwitten, wordt in scheuten in de bek van het jong gespoten, dat door het ontbreken van de lippen niet kan zuigen. Het is gedurende de eerste 19 maanden zijn enige voedsel en soms zelfs de eerste 4 jaar. Dzee tijd is voor het jong een leerperiode. Wanneer de moeder jaagt, wordt het door de gehele groep bewaakt.

Als alle dolfijnen heeft de tuimelaar geen reukvermogen, maar het dier ziet uitstekend en heeft een goed gehoor.

Het rostrum of de snavel van de tuimelaar is een circa 20 cm lange verlenging van de schedelbeenderen en loopt spits toe. Het rostrum is te vergelijken met de bek van een landdier en dus niet met de neus ervan. De snavel kan alleen op en neer worden bewogen. Snelle prooi kan ermee worden gegrepen en een flinke por met het rostrum in de buik van een haai is vaak ook bijzonder effectief verdedigingsmiddel.

In plaats van neusgaten hebben dolfijnen boven op de kop een ronde ademhalingsopening van circa 5 cm doorsnede. Deze is afgesloten door een waterdicht schot, dat de dolfijn met een willekeurige spier kan openen, en staat met de longen in verbinding door een reeks van holten en sluitspieren, die voorkomen dat er water in de luchtpijp komt.

Het uiteinde van het lichaam, de staartwortel, is een voortbewegingsorgaan, dat verplaatsing door middel van een verticale beweging mogelijk maakt. Om te versnellen voert het dier grote sprongen boven het water uit. De wrijvingsweerstand in de lucht is namelijk aanmerkelijk geringer dan in het water. De borstvinnen en de rugvin doen dienst als stabilisators.

De tuimelaar heeft de eigenschap gemakkelijk met andere soorten te kruisen, waardoor bastaarden worden geboren. In de jaren vijftig nam men bij de Ierse kust een groep dolfijnen waar die zowel op de gramper leken als op de tuimelaar. Sindsdien hebben in gevangenschap talrijke kruisingen plaatsgevonden met grienden (California«), snaveldolfijnen (Japan) en grampers (Japan en Hawaii).

In 1988 werd in het Sea Life Park op Hawaii een 'wholphin' (samentrekking van 'whale' = walvis en 'dolphin' = dolfijn) geboren: een nakomeling van een tuimelaar en een vrouwtje van de zwarte zwaardvis. Men weet nog niet of deze kruising zich zal kunnen voortplanten.



DE TUIMELAAR
Naam: Tursiops truncatus
Familie: Delphinidae
Orde: Odontoceti
Klasse: Mammalia
Herkenning: Stevig gebouwd, grijsbeige, lichter op de buik, korte, duidelijk te onderscheiden snavel, sikkelvormige rugvin; twee vormen, de kustvorm (lichter) en de oceanische vorm
Grootte: Mannetje max. 3,90 m, vrouwtje kleiner; de kustvorm is het grootst
Gewicht: mannetje 275 kg; vrouwtje lichter
Woongebied: Alle zeeƫn
Biotoop: Kustwateren en volle zee
Voedingsgewoonte: Vleeseter
Sociale structuur: Leeft in groepen van 10 (kustvorm) tot 25 dieren (oceanische vorm)
Geslachtsrijp: Mannetjes 10 jaar; vrouwtjes 5 tot 12 jaar
Voortplantingsseizoen: Op het noordelijk halfrond van juni tot september, op het zuidelijk halfrond van december tot maart
Draagtijd: 12 maanden
Aant. jongen per worp: 1, om de 2 tot 3 jaar
Lengte bij geboorte: 0,90 - 1,20 m
Zoogtijd: 19 maanden tot 4 jaar
Aantal, tendens: Niet exact bekend
Status, bescherming: Niet bedreigd



DE OVERIGE DOLFIJNEN

De familie dolfijnen of Delphinidae telt 31 soorten, verdeeld over 17 geslachten. Alle hebben 1 anatomisch kenmerk gemeen: de vergroeiing van de 1ste en de 2de halswervel, waardoor de bewegingen van de kop worden beperkt.

De familie is in twee groepen gesplitst: de dolfijnen, die niet langer worden dan 4 m, en de groep van de zwaardwalvissen en grienden, waarvan sommige een lengte tot 9,50 m bereiken

FAMILIEVERBAND BIJ DOLFIJNEN ZEER HECHT
De dolfijnen leven en verplaatsen zich in groepen. De pelagische dolfijnen (die van volle zee) vormen grote scholen, terwijl de dolfijnen van de kustwateren bij voorkeur groepen van circa 15 dieren vormen, die dikwijls onderling verwant zijn. De opbouw van de groep varieert nauwelijks, hoeveel leden deze ook telt, en omvat twee duidelijke ondergroepen. Enerzijds zijn er de zogende vrouwtjes met de jongen tot 4 of 8 jaar oud, afhankelijk van de soort, anderzijds de bijna volgroeide exemplaren, die vaak worden vergezeld door volwassen mannetjes. Binnen hetzelfde territorium verplaatsen deze ondergroepen zich gecoordineerd, waarbij de vrouwtjes ter bescherming in het midden van de groep blijven.


Op volle zee kan men scholen ontmoeten van meer dan 1000 dieren. De onderzoeker Michael Scott nam in 1989 een school waar van maar liefst 8696 exemplaren. De belangrijkste reden voor dit groepsleven is vanzelfsprekend de jacht, maar ook de wederzijdse bescherming tegen vijanden is belangrijk. Zo vormen de 's nachts in groepen levende en jagende kleine dolfijnen, zoals de slanke dolfijn, overdag 'supergroepen' van enige duizenden dieren als bescherming tegen haaien en orka's.

Het is niet eenvoudig om de exacte grenzen van de territoria vast te stellen. De slanke dolfijn van de Grote Oceaan bestrijkt soms een gebied met een doorsnede van meer dan 400 km. Uit een onderzoek in 1980 van C. Jemmer bleek daarentegen dat een kustgroep van 6 Hawaiiaanse dwerggrienden binnen een territorium van 2 km2 en een waterdiepte van 5-8 m leefde. Deze kleine groep van uitsluitend volwassen dieren werd aangevoerd door een mannetje en een vrouwtje. Deze toonden zich soms agressief, waarbij ze met de kaken klapperden en met de staart sloegen om hun heerschappij te bevestigen. Bij sommige soorten, zoals de grienden, is het onderlinge verband van de groep zeer sterk, dat wanneer de leider op het strand wordt geworpen, de andere hem volgen.

Dolfijnen zijn polygaam
Tijdens het voortplantingsseizoen wordt de hiararchie nog versterkt. Soms verenigen de groepen zich, wat het onderlinge contact vergemakkelijkt. De mannetjes benaderen groepen vrouwtjes, waarbij de sterkste indruk proberen te maken op de jongere. Dolfijnen zijn polygaam, maar leven niet in harems. Tijdens de paartijd worden de vrouwtjes vaak door verschillende mannetjes bevrucht. Bij de grote soorten zijn de mannetjes seksueel volwassen wanneer ze ongeveer 10 jaar oud zijn, maar meestal paren ze pas na hun 15de.
Het baltsgedrag kan enkele weken duren. In die periode voeren de mannetjes talloze acrobatische toeren uit. Ze worden benaderd door de ontvankelijke vrouwtjes en er vormen zich paartjes. Vol overgave schuren de dolfijnen zich tegen de borstvinnen van hun partner. De paring zelf duurt niet langer dan 15-20 seconden en vindt onder water plaats.

Een moeder en een 'tante'
De draagtijd duurt, afhankelijk van de soort, tussen 10 en 12 maanden. Bij de geboorte is het jong 70 - 110 cm lang. Een ander vrouwtje uit de groep helpt de moeder. Samen duwen ze het jong voorzichtig naar de oppervlakte, waar het voor het eerst adem kan halen. Ook waakt de 'tante' over het jong als de moeder op jacht gaat.

Het vrouwtje heeft twee tepels, die in twee buikplooien aan weerszijden van de geslachtsopening liggen. Dolfijnen bezitten een bijzondere melkklier. Een krachtige spier maakt het mogelijk de klier terug te trekken of de melk onder druk weg te spuiten. Aangezien de jonge dolfijn niet kan zuigen doordat hij geen lippen heeft, geeft hij, als hij honger krijgt, met zijn snuit korte stoten tegen de buik van zijn moeder. De tepel komt dan tevoorschijn en schiet een scheut melk in de open bek van de kleine.

De jongen passen zich snel aan de groep aan. In Shark Bay, aan de zuidwestkust van Australiƫ, is onderzoek verricht bij een groep van 200 tuimelaars. Vierentwintig van deze dieren vormden een moeder-met-jong-combinatie.

Vanaf de leeftijd van 4 maanden verwijderden de jongen zich meer dan 20 m van de moeder en speelden met andere leden van de groep. Sommige exemplaren leven echter solitair. Dit zijn altijd volwassen dieren en men weet niet of ze uit een groep zijn verstoten of dat ze vrijwillig voor deze levenswijze hebben gekozen. L. Barry volgde in 1989 het doen en laten van een solitaire zwarte zwaardwalvis voor de kust van Vancouver. Het dier bracht 22% van zijn tijd door met jagen, 20% met spelen, 40% met verplaatsingen en 18% in de buurt van schepen. Veel solitaire dolfijnen komen dichtbij de kust om er met kinderen te spelen en zich te laten aanhalen. Dit gedrag heeft men nog niet kunnen verklaren.


ZIJN DOLFIJNEN WERKELIJK INTELLIGENT?

Wegens hun vermogen om dingen te leren en de informatie te interpreteren die ze via hun verschillende zintuigen ontvangen, worden dolfijnen tot de intelligentste dieren gerekend. In dolfinaria leert men dolfijnen sprongen uit te voeren, op bevel het wateroppervlak te geseselen en ander kunstjes om het publiek te vermaken.

Amerikaanse biologen, gespecialiseerd in het gedrag van dieren, hebben het QE, ofwel de hersenfactor, van dolfijnen gemeten. Deze maat voor de intelligentiecapaciteit wordt verkregen door de verhouding te bepalen tussen de herseninhoud en het lichaamsoppervlak van een mens of dier. De meeste landzoogdieren hebben een QE dat lager is dan 2; van de huismuis is het zelfs lager dan 1. Van de mens is het daarentegen 7,4 en van de chimpansee 2,5. Van de dolfijnen hebben rivierdolfijnen een QE van 1,5, maar de griend heeft een QE van 5,6. Hoe hoger het QE is, hoe sterker de geestelijke vermogens en het aanpassingsvermogen zijn ontwikkeld.

Het leven in groepsverband vereist ook communicatiemiddelen. Uit talrijke studies van de taal, waaronder die van L. Rose, blijkt dat dolfijnen drie verschillende tonen gebruiken om met elkaar te communiceren. Hun vocabulaire is dus heel ingewikkeld. De mannetjes fluiten of zingen om in het paarseizoen de vrouwtjes aan te trekken of om de groep te waarschuwen voor dreigend gevaar. Na de geboorte fluiten de moeders dagenlang om hun jongen aan hun stem te laten wennen.

Ook wordt gecommuniceerd door middel van de verschillende lichaamshoudingen. Zo wil een rechtopstaande dolfijn met de kop boven het water de andere duidelijk maken dat er een drijvend voorwerp in zicht is.

Het gehoor is bijzonder belangrijk, zoals blijkt uit de sterke ontwikkeling van het auditieve gedeelte van de hersenen. De dolfijn gebruikt dit voor zijn echopeilingssysteem, waarmee hij de plaats kan bepalen van ver verwijderde voorwerpen en waardoor hij zich in het donker kan verplaatsen zonder zich te verwonden.

De geluiden die dolfijnen uitzenden en ontvangen varieeren van 250 tot 220000 hertz. De lage frequenties, uitgezonden door de voorhoofdsknobbel, stellen hen in staat zeer ver verwijderde voorwerpen te lokaliseren. De hoge frequenties, uitgezonden door de snuitpunt, bepalen exact nabije voorwerpen. De teruggekaatste echo's worden ontvangen ter hoogte van de vetholte van de onderkaak en doorgestuurd naar de trommelholte. De hersenen analyseren ze en vormen een akoestisch beeld van het voorwerp. Aldus kunnen dolfijnen visscholen op enkele honderden meters afstand ontdekken.
Wanneer dit systeem wordt verstoord of veranderd door parasieten of door elektromagnetische invloeden, bestaat het risico dat de dolfijnen op het strand aanspoelen.

Onder water zien dolfijnen even goed als daarboven, dankzij een bijzondere eigenschap van de ooglens. Deze vervormt zich namelijk als hij uit het water in de lucht komt en andersom. Door het ontbreken van een reukzenuw hebben dolfijnen daarentegen geen reukzin.

De huid is niet behaard, maar bevat talrijke zenuwuiteinden, waardoor deze zeer gevoelig is. Dolfijnen houden ervan zich tegen elkaar aan te schuren en te worden geliefkoosd.


GOED GEORGANISEERDE EN BEKWAME JAGERS

Om zich te voeden gaan dolfijnen op jacht, waarbij iedere soort zijn eigen techniek heeft. De dolfijnen van de kustwateren, die in kleine groepen leven, jagen individueel. Ze vallen een geisoleerde prooi aan en komen daarbij zeer dicht bij de kust. Soms komen ze in water dat niet dieper is dan 2 m. Hun voedingspatroon is veel afwisselender dan dat van de dolfijnen van open zee. Ze eten alles wat ze tegenkomen: paling en andere vissoorten die op de bodem leven, kreeftachtigen en garnalen. De harder vormt hun favoriete prooidier.

De jacht in volle zee
De grote dolfijnen, die in volle zee in groepen van enkele honderden exemplaren leven, voeden zich hoofdzakelijk 's morgens vroeg en aan het eind van de middag. Voor de jacht verdelen ze zich in meerdere groepen, die zich over een grote oppervlakte verspreiden, terwijl ze onderling geluidscontact houden. Dankzij hun echopeilingssysteem vinden ze snel de visscholen van kabeljauw, makreel, haring of spiering. Als er een is gelokaliseerd, gaan de dolfijnen erop af, waarna de 'drijvers' de school omsingelen. De prooivissen voelen zich nu gevangen binnen een levende muur en raken in paniek. Hierdoor hopen ze zich nog sterker op, waardoor ze het de jagers nog eenvoudiger maken.

De sterkste dolfijnen storten zich het eerst op de prooi, terwijl de 'bewakers' de school in bedwang houden. De jagers vangen de vissen stuk voor stuk en verhinderen ze om weg te glippen door ze met behulp van hun talrijke tanden vast te grijpen. Het komt voor dat verschillende soorten zich tot 1 groep verenigen. Zo kan men bijvoorbeeld slanke dolfijnen in gezelschap zien van langsnuitdolfijnen, waar zich dan ook nog tonijnen bij hebben gevoegd. In de tropische wateren van de Grote Oceaan verzamelen ze zich bij duizenden. De twee soorten dolfijnen verenigen zich om beter beschermd te zijn tegen mogelijke aanvallers, zoals haaien. Het schijnt dat de twee genoemde dolfijnsoorten elkaar niet beconcurreren wat voedsel betreft, omdat ze niet dezelfde eetgewoonten hebben. De slanke dolfijnen voeden zich, net als de tonijnen, overdag met vissen van open zee, terwijl de langsnuitdolfijnen 's nachts op lantaamvissen en inktvissen jagen.
Biologen veronderstellen dat de tonijn, die eveneens verzot is op vis, de dolfijnen volgt om mee te profiteren van het echopeilingssysteem waarmee ze de prooi opsporen.
Net als tonijnen weten ook fregatvogels - grote zeevogels - van de vaardigheden van dolfijnen handig gebruik te maken. Ze begeleiden hen op hun jacht en vangen de vissen die proberen te ontsnappen door uit het water omhoog te springen.

Alle dolfijnen zijn vleeseters: met hun tanden vangen ze vissen, inktvissen en kreeftachtigen, die ze zonder te kauwen doorslikken. Het is onmogelijk een schatting te maken van de hoeveelheid vis die een dolfijn dagelijks in de vrije natuur naar binnen werkt. Alleen op dode dolfijnen zijn onderzoekingen gedaan naar de maaginhoud. Schattingen zijn gemakkelijker te doen in gevangenschap. Een tuimelaar met een gewicht van ongeveer 230 kg eet tussen de 8 en 10 kg vis per dag. Een zwanger vrouwtje heeft 15 kg per dag nodig. Maar dolfijnen in de vrije natuur verteren ongetwijfeld veel grotere hoeveelheden, want hun prooideren hebben niet de voedingswaarde van de soorten die de dieren in gevangenschap krijgen voorgeschoteld.


HET VOEDSEL BEPAALT HET AANTAL TANDEN

Alle dolfijnen zijn in het bezit van tanden, maar de samenstelling van het gebit is niet bij alle soorten min of meer gelijk, zoals dat bij de meeste andere zoogdiergroepen wel het geval is. Ook beschikken ze niet over een reeks melktanden als ze jong zijn en een blijvend gebit bij volwassenheid. Hun tanden zijn alle gelijk van bouw, waar ze ook in de kaak staan (dolfijnen worden dan ook 'homo-dont' genoemd, in tegenstelling tot de andere zoogdieren, waaronder de mens, die men 'heterodont' noemt).

De vorm en plaatsing van de tanden varieeren bij de verschillende soorten, afhankelijk van hun voedsel. Het is dus mogelijk het voedselpatroon vast te stellen door de vorm van de kaak en de tanden te bestuderen. De dolfijnen die zich uitsluitend met vis voeden, zoals de Chinese witte dolfijn of de gevlekte dolfijnen van het geslacht Stenella, bezitten talrijke tanden (tussen de 80 en 150), waarvan de punt naar achteren is gebogen. Hiermee kunnen ze gladde prooidieren, zoals haringen, grijpen en vasthouden. Inktvisetende dolfijnen, zoals grienden, hebben een afgeronde kaak met weinig tanden. Deze dienen er alleen voor om de prooi in de mondholte te houden, maar behoeven die niet te vermorzelen.

History
De dolfijnen hadden de zeeen en oceanen reeds veroverd, voordat ze de trouwe metgezellen van de zeelieden werden. Tegenwoordig zijn ze geliefd bij iedereen en worden ze bewonderd om de buitengewone prestaties die ze kunnen leveren. Ze moeten nu worden beschermd tegen allerlei vijanden - waartoe ook de mens behoort.

Dolfijnen behoren net als walvissen tot de walvisachtigen. Dit zijn echte zeezoogdieren, die zich in de loop van hun evolutie geheel aanpasten aan een leven in het water en de mogelijkheid verloren zich op het land te verplaatsen.

De eerste walvisachtigen verschenen tijdens het Eoceen, ongeveer 50 miljoen jaar geleden. Het alleroudste fossiel, door de paleontologen 'Pakicetus' genoemd, werd rond 1980 aan de voet van de Himalaya, bij de Pakistaanse grens gevonden. Onderzoek van het geraamte heeft aangetoond dat het een viervoeter betrof. Deze groep zou tijdens het Mioceen, ongeveer 15 miljoen jaar geleden, zijn verdwenen, waarna de squalodontiden of eerste odontoceten verschenen (walvisachtigen met tanden, waarvan de dolfijnen afstammen).

Van fossielen die in Italiƫ en in het Rijndal zijn gevonden, heeft men de squalodontiden kunnen reconstrueren: de ledematen zijn bij deze groep vervangen door vinnen, de neusgaten zijn naar de bovenkant van de kop verplaatst, de kaak is uitgerust met een groot aantal tanden en het spoelvormige lichaam is ongeveer 3 m lang. Het schijnt dat zijn dieet en biologie sterk overeenkwamen met die van een enigszins bijzondere nu levende dolfijn, namelijk de orka. veel biologen menen dat de squalodontiden de rechtstreekse voorouders van de dolfijnen zijn, maar er zijn ook wetenschapsmensen die hieraan twijfelen.

De familie dolfijnen telt nu 31 soorten van uiteenlopende grootte en vorm. Ze hebben bezit genomen van alle oceanen, van de poolzeeƫn tot de tropische wateren. Als echte zoogdieren moeten ze hun zuurstof onttrekken aan de lucht en niet aan het water, zoals vissen doen. Maar hun jongen worden net als die van vissen in het water geboren.

Al vanaf de vroegste oudheid is de dolfijn met de mens verbonden. Men ziet het dier op oude fresco's op Kreta en vermaard zijnde proefnemingen met dolfijnen door de Amerikaanse marine. Helaas heeft de mens ook een noodlottige invloed op het voortbestaan van deze diergroep: bewust door overmatige bevissing en onbewust door de vervuiling van de zee. Daarom wordt het hoog tijd voor ingrijpende beschermende maatregelen.


Rassen dolfijnen ,hoe en wat .......
Soort dolfijn Naam Lengte (cm) Gewicht (kg) Herkenning Woongebied Voedsel

HECTOR Cephalorhynchus hectori 120-140 40-50 witte keel en buik, rugvin afgerond, geen snavel kustwateren; Nieuw-Zeeland schaaldieren, kleine vissen, inktvissen, weekdieren

COMMERSON Cephalorhynchus commersonii 170 45-60 brede, witte band, afgeronde vinnen kustwateren; Argentiniė, Chili, Vuurland, Falklandeilanden, Kerguelen krill, krabben, kleine vissen (sardine, ansjovis), inktvissen

ZWARTE KORTSNUIT Cephalorhynchus eutropia 160 50 witte vlek beperkt tot de buik, afgeronde vinnen kustwateren; Chili ?

HEAVISIDE Cephalorhynchus heavisidii ? ? witte buikvlek loopt tot op de flanken door, rugvin driehoekig kustwateren; westelijk van Zuid-Afrika vissen, inktvissen

ZUIDELIJKE GLADDE Lissodelphis peronii 230-300 ? zwart; kop,buik, flanken en buikvinnen wit, geen rugvin gematigde en circumpolaire wateren; zuidelijk halfrond vooral inktvissen, vissen (harder)

NOORDELIJKE GLADDE Lissodelphis borealis 230-300 ? zwart; enkele witte vlekken (buik en keel), geen rugvin gematigde en circumpolaire wateren; zuidelijk halfrond inktvissen, vissen

GEWONE Delphinus delphis 170-240 75-85 zwarte zijlijn en rug, vaalgele flanken, lichte buik wateren van minder dan 200 m diep; kosmopoliet, met uitzondering van de poolzeeėn vissen (ansjovis, spiering, sardine), inktvissen

SLANKE Stenella attenuata 220-250 ? donkergrijze rug, flanken lichter, buik en snuitpunt wit; kleine vlekjes over het gehele lichaam gematigde , subtropische en tropische wateren vissen, inktvissen

GESTREEPTE Stenella caeruleoalba 270 ? blauwgrijs, flanken lichtgrijs, buik wit, zijlijn van oog tot anus zwart tropische en gematigde wateren kleine vissen, garnalen, inktvissen

LANGSNAVEL Stenella longirostris 180-210 ? zwarte rug, donkergrijze flanken, lichtere buik, driehoekige rugvin tropische en subtropische wateren; Atlantische, Indische en Grote Oceaan lange, smalle vissen (paling), inktvissen

GEVLEKTE Stenella clymene 180-210 ? zelfde kleur als langsnavel, maar kortere snavel, vinnen sikkelvormig Atlantische Oceaan; tropische en subtropische gedeelte vissen, inktvissen

WITSNUIT Lagenorhynchus albirostris Max 310 ? zwart, korte snavel en buik wit, grijze gedeelten (achterflanken en onder de rugvin) koude wateren; Noordatlantische Oceaan. inktvissen, schaaldieren, vissen (kabeljauw, haring, spiering)

WITFLANK Lagenorhynchus acutus Max 270 ? grijszwarte, korte snavel, gelige of beige vlek op het achterlijf, lichte flanken) koude wateren; Noordatlantische Oceaan. inktvissen, garnalen, haring en andere vissen

WITGESTREEPTE Lagenorhynchus obliquidens 230 150 korte, zwarte snavel, tweekleurige rugvin, rug en flanken donkergrijs met grote, lichtere vlekken koude en gematigde wateren; noordelijk deel van de Grote Oceaan vissen, inktvissen

DONKERGEKLEURDE Lagenorhynchus obscurus 150-170 ? zeer korte, zwarte snavel, rugvin tweekleurig, grijze flanken met een grote, lichte vlek op het achterlijf kustwateren, koude en gematigde wateren van het zuidelijk halfrond; circumpolaire verspreiding ansjovis, inktvissen

KOMPAS Lagenorhynchus cruciger 150-180 ? tweekleurig; korte, zwarte snavel; vlek achter het oog, buik en flanken wit koude wateren; Zuidpoolgebied ?

DOLFIJN VAN PEALE Lagenorhynchus australis Max 230 ? kop, snavel, keel en buik wit, flanken zilver, lichtere vlekken achter het oog in de buurt van de staart kustwateren, koude wateren; Zuid-Amerika, Falklandeilanden ?

BORNEO Lagenorhynchus hosei 230-270 160-210 korte snavel, kleine vinnen, driehoekige rugvin, grote zwarte band van het oog tot de anus tropische wateren inktvissen, schaaldieren, vissen

GRAMPER Grampus griseus 360-400 ? grijs lichaam overdekt met talloze littekens, ronde kop, geen snavel, zwarte vinnen tropische en gematigde warme wateren inktvissen, nu en dan vissen

SNAVEL Steno bredanensis 230-280 ? prehistorisch uiterlijk, smalle snuit, lange kop, gelige vlekjes op de flanken tropische en gematigde warme wateren (pijl-)inktvissen, vissen

IRRAWADDIDO Orcaella brevirostris 200-250 ? blauwgrijs, bolvormige kop, geen snavel, afgeplatte, spatelvormige vinnen, rugvin ver naar achteren kustwateren en riviermondingen; Indo-Pacifische gebied vissen, nu en dan schaaldieren

ELEKTRA Peponocephala electra 250-270 ? ronde kop, vrijwel zonder snavel, lange, smalle vinnen, zwarte rug, witte vlekken op keel en lippen en rond anus kustwateren en volle zee; tropische en subtropische wateren inktvissen, kleine vissen

DWERGGRIEND Feresa attenuata 220-270 ? donker, witte lippen en buikvlek, ronde kop zonder snavel tropische en subtropische wateren (uiterst zeldzaam) vissen, inktvissen

AMAZONE Sotalia fluviatilis 140-190 36-45 grijs, lichtere buik, duidelijke snavel, kleine, driehoekige rugvin kustwateren en riveren; Zuid-Amerika, van Braziliė tot Panama vissen, garnalen, krabben, weekdieren

CHINESE WITTE Sousa chinensis 200-280 Max 285 meer of minder donkergrijs, rugvin aan de basis bultvormig kustwateren; Indonesiė vissen (harder, haringachtigen)

KAMEROEN Sousa teuszii ? ? lijkt op Chinese witte kustwateren; West-Afrika vissen
Bezoeker nummer 14953





Ideaal voor spreekbeurten en uiteraard een weetje voor jezelf.